Neemt u liever telefonisch contact op?

Bel ons op 03 776 94 98, u wordt verbonden met een medewerker van verkeerszaken.be (ma t.e.m. do 9-18u | vr 9-17u).

03/09/2017

Vluchtmisdrijf.

Wanneer is er sprake van vluchtmisdrijf?

Artikel 33 § 1 Wegverkeerswet geeft een definitie van wat onder vluchtmisdrijf wordt verstaan.  Deze definitie is moeilijk leesbaar, maar elk onderdeel ervan is van belang:

Vluchtmisdrijf is het misdrijf waarbij eenieder, al dan niet als bestuurder van een voertuig of een dier, die, wetende dat hij zelf, zijn voertuig of dier, oorzaak van, dan wel aanleiding tot een verkeersongeval op een openbare plaats is geweest, de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken, zelfs wanneer het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is.

De volgende constitutieve voorwaarden dienen gelijktijdig vervuld zijn:

  • Een natuurlijke persoon
  • Die oorzaak of aanleiding is
  • Van een (verkeers)ongeval
  • Op een openbare plaats
  • En de vlucht neemt
  • Met het bijzonder opzet om zich aan de dienstige vaststelling te onttrekken.  

Elk van deze voorwaarden is van belang.  Bij de voorbereiding van de strafrechtelijke verdediging is het van belang om systematisch na te gaan of deze individuele voorwaarden daadwerkelijk vervuld zijn.   Een grondige en systematische toetsing van elk dossier leidt tot een betere verdediging en in welbepaalde gevallen zelfs tot een vrijspraak.

Hiernavolgend gaan we dieper in op elk afzonderlijk constitutief bestanddeel.

Wie kan dader zijn van een vluchtmisdrijf?
Elke bestuurder van een voertuig of een dier, maar ook iemand die geen voertuig of dier bestuurt, kan dader zijn van vluchtmisdrijf. Het moet wel gaan om een natuurlijke persoon. Een rechtspersoon kan het misdrijf niet plegen.
  • De bestuurder van een voertuig. 
In de rechtspraak is een ruime casuïstiek aan bod gekomen van gevallen waarin de vraag gesteld werd of bepaalde personen als “bestuurder van een voertuig” konden worden beschouwd, zoals bijvoorbeeld:
  1. de passagier;
  2. de autorijschoolinstructeur;
  3. diegene die het voertuig in beweging brengt;
  4. een agent die ambtshalve een voertuig verplaatst;
  5. diegene die een voertuig met de hand voortduwt;
  6. de persoon die zich aan het stuur bevindt van een voertuig dat wordt voortgetrokken;
  7. een derde die niet de bestuurder was op het ogenblik van het ongeval, maar die met het voertuig wegrijdt om de dienstige vaststellingen te verhinderen, kan dader zijn.
  • De bestuurder van een dier.
Ook wat onder een “bestuurder van een dier” wordt verstaan, kwam ruim aan bod in de rechtspraak en de rechtsleer. Nog steeds bestaat er discussie over wat verstaan wordt onder het begrip “de bestuurder van een dier”. Bepaalde rechtsleer past een ruime definitie toe, stellende dat de bestuurder van een dier diegene is die trek-, last- of rijdieren of vee niet enkel bestuurt, maar ook begeleidt of bewaakt.  Zij verwijst hierbij naar artikel 2.12 van het Wegverkeersreglement. Andere auteurs menen – ons inziens terecht – dat een te ruime definitie van het begrip “bestuurder van een dier” zou leiden tot een te verregaande uitbreiding van het vluchtmisdrijf, hetgeen niet de bedoeling van de wetgever was.   Het begrip “bestuurder van een dier” in de definitie staat op zich, is duidelijk en is daarom niet vatbaar voor een ruimere interpretatie.   
 
Een voetganger wiens hond plots de straat oversteekt en een ongeval veroorzaakt doordat een fietser moet uitwijken en hierdoor tegen een geparkeerde wagen rijdt, kan geen dader zijn van een vluchtmisdrijf, omdat hij de hond niet bestuurde of aanstuurde. De voetganger kan burgerrechtelijk wel aansprakelijk gesteld worden op grond van art. 1385 BW en gehouden zijn tot schadevergoeding.
 
Een herder wiens hond een fietser hindert waardoor deze valt, nadat de herder de hond had aangestuurd om een schaap te begeleiden, bestuurt wel degelijk zijn hond en kan o.i. vervolgd worden als dader.
  • De “niet-bestuurder”?
Er zijn twee soorten “niet-bestuurders” denkbaar:
 
Enerzijds zijn er de personen “niet-bestuurders” die rechtstreeks oorzaak of aanleiding zijn van het verkeersongeval. Bijvoorbeeld de voetganger die plots de baan oversteekt, waardoor een auto moet uitwijken en een fietser aanrijdt. Deze voetganger is verplicht om ter plaatste te blijven. Anderzijds zijn er de personen “niet-bestuurders” wiens voertuig of dier een ongeval hebben veroorzaakt op een ogenblik dat die persoon er geen bestuurder van was. Deze personen hebben onrechtstreeks een ongeval veroorzaakt of hiertoe aanleiding gegeven. Als voorbeeld kan gedacht worden aan een vrachtwagen die zeer dicht bij een rotonde geparkeerd stond en hierdoor het zicht belemmerde waardoor een auto door het aankomende verkeer verrast werd en werd aangereden. 
Aanleiding of oorzaak van een ongeval.

Deze voorwaarde heeft tot doel iedereen die iets te maken heeft met het ongeval, ter plaatste te laten blijven om de ware toedracht te kunnen achterhalen. De juridische aansprakelijkheid voor het ongeval is ter vervulling van deze voorwaarde niet relevant: het volstaat dat iemand betrokken is in een ongeval, zelfs als deze niet in de fout is gegaan. Hij die meent niet in fout te zijn en daarom vertrekt, kan het misdrijf plegen. 

Een verkeersongeval of een ongeval.

Om van vluchtmisdrijf te kunnen spreken, moet er een ongeval gebeurd zijn. Een ongeval is een plotse, abnormale gebeurtenis met schadelijke gevolg ongeacht of het gaat om lichamelijk letsel, stoffelijke schade of beide samen. Zonder schade geen ongeval en ook geen misdrijf.

Of de pleger al dan niet wist dat er schade was, speelt daarentegen dan weer geen rol. Anderzijds moet de dader wél kennis hebben gehad van het bestaan van het ongeval. De vervulling van deze vereiste is een feitenkwestie en zal de rechter “soeverein” beoordelen.  Een vaak voorkomend voorbeeld is het geval van een vrachtwagenbestuurder die niet wist dat hij een fietser heeft doen vallen door de luchtverplaatsing van zijn vrachtwagen.

Een opzettelijke aanrijding is geen ongeval en kan, wanneer de dader de vlucht neemt, niet beschouwd worden als een vluchtmisdrijf. 

Een openbare plaats.

Er kan slechts vluchtmisdrijf zijn, voor zover het ongeval heeft plaatsgevonden op een openbare plaats. Een openbare plaats is ruimer dan een openbare weg.

De vlucht nemen.

Onder “de vlucht nemen” wordt verstaan “er vandoor gaan”. Het vluchten wordt vrij ruim ingevuld. Zo kan iemand onmiddellijk de vlucht nemen, of pas even later, na beraad. Ook zich verstoppen in de onmiddellijke omgeving of tussen de omstaanders die zich hebben verzameld, wordt beschouwd als vluchten. Liegen tegen de politie door valselijk zijn hoedanigheid van bestuurder te ontkennen zou ook als “vluchten” worden beschouwd.

Eens men is gevlucht, is het misdrijf voltrokken. Terugkeren naar de plaats van het ongeval, heft het bestaan van het misdrijf niet op. Het vluchtmisdrijf is immers een zgn. “ogenblikkig” of “aflopend” misdrijf: het is voltrokken zodra de bestuurder de vlucht neemt met het bijzondere opzet zich te onttrekken aan de dienstige vaststellingen (zie verder).

Zich onttrekken aan de dienstige vaststellingen.

Vluchtmisdrijf veronderstelt als moreel element van het misdrijf een bijzonder opzet. Het algemeen opzet, zijnde iets doen wat de strafwet verbiedt of iets niet doen wat de strafwet gebiedt, volstaat niet. Het Openbaar Ministerie zal moeten aantonen dat het bijzonder opzet aanwezig is: had de beklaagde de bedoeling om zich te onttrekken aan de dienstige vaststellingen?

Wat wordt verstaan onder “de dienstige vaststellingen”? Dienstige vaststellingen worden ruim opgevat.  Het zijn de vaststellingen die nodig zijn om de aansprakelijkheid voor het ongeval te kunnen bepalen, maar ook alle nuttige inlichtingen om het ongeval zo waarheidsgetrouw mogelijk te kunnen beoordelen.

Vallen onder “de dienstige vaststellingen”: 

  • Dronkenschap of alcoholintoxicatie;
  • Vermoeidheid bestuurder;
  • Toestand van het voertuig;
  • Aanwezigheid van afleiding (luide muziek, dieren, passagiers, …);
  • Medische vaststellingen; 

Zelfs het valselijk ontkennen van zijn hoedanigheid van bestuurder, valt onder het zich onttrekken aan de dienstige vaststellingen, zelfs als men fysiek niet gevlucht is en men zelf aangifte heeft gedaan bij de verbalisanten (Cass. 28 november 1995, Arr. Cass. 1995, 1046-1047).

De bedoeling om zich te onttrekken aan de dienstige vaststellingen is niet gebonden aan de plaats of het tijdstip van het ongeval. Als men als bestuurder niet wist dat men betrokken was in een ongeval maar hiervan wordt verwittigd enkele kilometers verderop, en men niet terugkeert, onttrekt men zich op die plaats en op dat tijdstip aan de dienstige vaststellingen. 

Ook wanneer men als gewonde bestuurder wordt afgevoerd naar het ziekenhuis en de ziekenhuiskamer verlaat om zich te onttrekken aan de medische vaststellingen, is er sprake van vluchtmisdrijf. Het afvoeren naar het ziekenhuis wordt uiteraard niet beschouwd vluchten.

De bedoeling zich te onttrekken aan de dienstige vaststellingen is daarentegen wél gekoppeld aan het tijdstip van de vlucht: het zich willen onttrekken aan de dienstige vaststellingen moet aanwezig zijn op het ogenblik van het vluchten (Cass. 10 november 2010, P.09.1069.F, www.cass.be).

Als men vlucht voor een andere reden dan het zich willen onttrekken aan de dienstige vaststellingen, dan kan het vluchtmisdrijf betwist worden. Te denken valt bijvoorbeeld bij een aanrijding op een drukke verkeersader zonder pechstrook: in dergelijke gevallen is het soms materieel onmogelijk om op de plaats van het ongeval te blijven. In de rechtspraak komen voorbeelden aan bod van dergelijke “wettige redenen: medische redenen, gevaar voor geweld, ontploffingsgevaar, bepaalde weersomstandigheden, …. In elk geval zal de Politierechtbank geval per geval oordelen welke de reden voor de vlucht is geweest.

Hoe wordt vluchtmisdrijf bestraft?
  • Vluchtmisdrijf zonder gekwetsten of doden. 

Vluchtmisdrijf plegen zonder dat het ongeval voor een ander slagen, verwondingen of de dood tot gevolg had, wordt bestraft met een gevangenisstraf van 15 dagen tot 6 maanden en/of met een geldboete van € 200 tot € 2.000 (art. 33 § 1 Wegverkeerswet).

Bijkomend kan de Rechter een rijverbod opleggen, maar dit is geen verplichting (art. 38 § 1, 5° Wegverkeerswet).  

  • Vluchtmisdrijf met gekwetsten of doden.

In dergelijke gevallen is de Wegverkeerswet veel strenger: heeft het ongeval voor een ander daarentegen slagen, verwondingen of de dood tot gevolg gehad, dan wordt de dader gestraft met een gevangenisstraf van 15 dagen tot 2 jaar en/of met een geldboete van € 400 tot € 5.000 (art. 33 § 2 Wegverkeerswet). 

Bijkomend is de Rechter verplicht in dit geval een rijverbod van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang. De Rechter moet dus kiezen tussen een rijverbod van maximum vijf jaar of een levenslang rijverbod. Een langere duurtijd dan vijf jaar is niet mogelijk, tenzij een levenslang rijverbod wordt opgelegd.

Bovendien kan het herstel van het recht tot sturen maar plaatsvinden nadat de dader geslaagd is voor het verplicht opgelegde theoretisch en praktisch examen, alsook een psychologisch onderzoek heeft afgelegd (zie art. 38, § 3 lid 1 Wegverkeerswet).

Herhaling.

Voor vluchtmisdrijf geldt een bijzondere herhalingsregeling (art. 33 § 3 Wegverkeerswet).  Het gaat om een bijzondere gelijkheidsrecidive.

  • Wie nog eens een vluchtmisdrijf zonder gekwetsten of doden pleegt binnen de drie jaar nadat hij reeds veroordeeld werd voor vluchtmisdrijf (met of zonder gekwetsten of doden) wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot twee jaar en/of met een geldboete van € 400 tot € 5.000;
  • Wie nog een vluchtmisdrijf pleegt mét gewonden of doden binnen de drie jaar nadat hij reeds is veroordeeld voor vluchtmisdrijf (met of zonder gekwetsten of doden) wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot vier jaar en/of met een geldboete van € 800 tot € 10.000; 

Bij éénmalige herhaling binnen de drie jaar is de Rechter ook verplicht om een rijverbod uit te spreken van ten minste drie maanden. Bovendien kan het herstel van het recht tot sturen maar plaatsvinden nadat de dader geslaagd is voor het verplicht opgelegde theoretisch en praktisch examen, alsook de geneeskundige én psychologisch onderzoeken (art. 38, § 6, lid 1 Wegverkeerswet).

Wanneer de dader binnen de drie jaar een derde keer vluchtmisdrijf pleegt, bedraagt het rijverbod minstens zes maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken (art. 38, § 6, lid 2 Wegverkeerswet).

Wanneer de dader binnen de drie jaar een vierde keer vluchtmisdrijf pleegt, bedraagt het rijverbod minstens negen maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken (art. 38, § 6, lid 3 Wegverkeerswet).

Verjaring van het vluchtmisdrijf.

De verjaring van het vluchtmisdrijf treedt in door verloop van drie jaar te rekenen vanaf de dag waarop de overtreding werd begaan, tenzij de strafvervolging tijdig wordt gestuit of geschorst (art. 68 Wegverkeerswet).

Pieter Pauwels