Rijden tijdens een rijverbod is geen goed plan!
Na een avond op café snelt een bestuurder naar huis met de wagen. Daarbij haalt hij enorm hoge snelheden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Snel thuis is blijkbaar de boodschap! Er is weliswaar amper verkeer, maar de situatie blijft gevaarlijk.
Een anonieme politiewagen merkt de auto op en zet de achtervolging in...
De wagen komt tot stand op de oprit van een woning...de bestuurder probeert strompelend zijn woning nog binnen te geraken, maar de politie is hem te snel af.
Ze merken meteen dat de man te veel gedronken heeft en vragen naar zijn rijbewijs, dat hij ingevolge een eerdere intrekking niet kan overhandigen...
De bestuurder wil daarenboven niet meewerken aan de ademtest: hij bevond zich naar eigen zeggen op privéterrein, en beweerde daarom niet te moeten meewerken. Dit is echter geen geldige reden tot weigering.
De bestuurder werd agressief en werd meegenomen naar het politiebureau. Om toch te kunnen vaststellen in welke mate de man geïntoxiceerd was door alcohol, werd een dokter gevraagd een bloedstaal af te nemen. Het bloedstaal kon zonder problemen worden afgenomen.
De bestuurder mocht het komen uitleggen voor de Politierechtbank. Voor wat werd hij juist vervolgd?
De bestuurder werd gedagvaard voor de Politierechtbank West-Vlaanderen, Afdeling Brugge.
Het is begrijpelijk dat de bestuurder voor de Politierechtbank werd gedagvaard. Maar welke verkeersinbreuken werden hem ten laste gelegd?
Het ging om een hele reeks inbreuken:
1. buiten de ín artikelen 30, 34,§2,2°, 37bis,§1 ,4° en 48 bedoelde gevallen, op de openbare weg een motorvoertuig te hebben bestuurd, zonder het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs vereist voor het besturen van dit voertuig, bij zich te hebben (art. 21 en 31 Wegverkeerswet, art. 3 KB van 23.03.1998 betreffende het rijbewijs)
2. op een openbare plaats een voertuig of een rijdier te hebben bestuurd, of een bestuurder te hebben begeleid met het oog op scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht heeft gemeten of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed heeft aangegeven, terwijl het misdrijf aan zijn/haar persoonlijk toedoen te wijten is (art. 34§2. 1° en 38§1 .1° Wegverkeerswet)
met de omstandigheid dat drie of meer overtredingen begaan werden binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, §1, eerste lid, 29,§3, derde lid, 30,§§1 , 2 en 3, 33,§§1 en 2, 34,§2, 35, 37, 37bis,§1 , 48 of 62bis Wegverkeerswet (art. 38§6 lid3 Wegverkeerswet)
3. geweigerd te hebben zich te onderwerpen aan de ademtest bedoeld in artikel 59§1 (art. 34§2.3° en 38§ 1 . 1° Wegverkeerswet)
met de omstandigheid dat drie of meer overtredíngen begaan werden binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een voríg veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen bedoeld ín de artikelen 29, §1 , eerste lid, 29,§3, derde lid, 30,§§1, 2 en 3, 33,§§1 en 2, 34,§2, 35, 37, 37bis,§1, 48 of 62bis Wegverkeerswet (art. 38§6 lid3 Wegverkeerswet)
4. op een openbare plaats een voertuig of rijdier te hebben bestuurd of een bestuurder te hebben begeleid met het oog op de scholing, terwijl hij/zij verkeerde in staat van dronkenschap of in een soortgelijke staat o.m. ten gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen terwijl het misdrijf aan zijn/haar persoonlijk toedoen te wijten is (art. 35 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer KB. tot coördinatie van 16 maart 1968)
met de omstandigheid dat drie of meer overtredingen begaan werden binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend-vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, §1, eerste lid, 29,§3, derde lid, 30,§§1, 2 en 3, 33,§§1 en 2, 34,§2, 35, 37, 37bis,§1 , 48 of 62bis Wegverkeerswet (art. 38§6 lid3 Wegverkeerswet)
5. als weggebruiker of bestuurder van een voertuig op de openbare weg, nagelaten te hebben zich te gedragen naar de verkeerstekens en wegmarkeringen, regelmatig naar de vorm, voldoende zichtbaar en overeenkomstig de voorschriften van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer aangebracht, namelijk: het verkeersbord C43 met de vermelding 50 km/u, de daarbij maximum toegelaten snelheid te hebben overschreden, te weten aan een gecorrigeerde snelheid van 108.10 km/u gereden te hebben (vastgestelde snelheid 115 km/u) (art. 5 en 68 Wegcode; art. 29§3 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer - KB tot coördinatie van 16 maart 1968)
Met de omstandigheid dat de gedaagde zich in staat van herhaling bevindt, daar hij binnen drie jaar voor het misdrijf door de politierecht6ank wegens een overtreding op artikel 29 par. 1 of par.3 van deze wet veroordeeld werd, vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan (art. 29 par.4 al.3 Wet betreffende de politie over het wegverkeer, KB 16.03.1968)
Met de omstandigheid dat drie of meer overtredingen begaan werden binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, §1, eerste lid, 29,§3, derde lid, 30,§§1 , 2 en 3, 33,§§1 en 2, 34,§2, 35, 37, 37bis,§1 , 48 of 62bis Wegverkeerswet (art. 38§6 lid3 Wegverkeerswet)
6. als weggebruiker of bestuurder van een voertuig op de openbare weg, nagelaten te hebben zich te gedragen naar de verkeerstekens en wegmarkeringen, regelmatig naar de vorm, voldoende zichtbaar en overeenkomstig de voorschriften van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer aangebracht, namelijk: het verkeersbord C43 en daarbij de beperkte maximum toegelaten snelheid van 70 km/u te hebben overschreden, te weten aan een gecorrigeerde snelheid van 99,64 km/u (vastgestelde snelheid: 106 km/u) gereden te hebben (art. 5 en 68 Wegcode; art. 29§3 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer - KB tot coördinatie van 16 maart 1968)
Met de omstandigheid dat de gedaagde zich in staat van herhaling bevíndt, daar hij binnen drie jaar voor het misdrijf wegens een overtreding op artikel 29 par. 1 of par.3 van deze wet veroordeeld werd, vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan (art. 29 par.4 al.3 Wet betreffende de politie over het wegverkeer, KB 16.03. 1968)